Teun van de Keuken is het nieuwe gezicht van De monitor, het KRO-NCRV-programma dat misstanden in de samenleving aan de kaak stelt. Toch ziet hij zichzelf niet als een strijder voor rechtvaardigheid. ‘Ik zit ‘s avonds niet te huilen om het leed in de wereld.’
Vijf kwartier lang houdt hij zijn koffielepeltje in zijn vuist geklemd. Hij begint ermee te spelen als hij vastloopt in zijn verhaal en kijkt even om zich heen als hij woorden zoekt. “Is dit een vaag verhaal? Ik heb nooit een standaard antwoord klaar als je iets vraagt.”
Zo overtuigd als presentator Teun van de Keuken zijn vragen kan stellen in zijn televisieprogramma’s, zo voorzichtig probeert hij de vragen te beantwoorden die hem gesteld worden. Je bent onderzoeksjournalist? “Nou, ik heb altijd wel moeite met het woord onderzoeksjournalist…” Je ging naar een volkse school? “Dat woord volks, dat klinkt ook weer zo… dat was een woord dat mijn vader gebruikte.” Hij zoekt naar nuancering bij elk woord dat te stellig kan klinken.
Teun van de Keuken is het nieuwe gezicht van het onderzoeksprogramma De monitor van KRO-NCRV. Vanaf 11 januari gaat hij samen met een team van journalisten, klokkenluiders en kijkers op zoek naar misstanden in de Nederlandse samenleving en roept de verantwoordelijken op het matje om ze stevig aan de tand te voelen.
Was het altijd al duidelijk dat je journalist zou worden?
“Ik heb dingen nooit snel voor waar aangenomen. Toen ik op de lagere school zat, voerden we thuis al inhoudelijke politieke discussies. Ik zag bij Den Haag vandaag oude mannen eindeloos discussiëren en flauwe grappen maken. Dat leek me een heerlijke baan. Vervolgens ben ik geschiedenis gaan studeren, waar het draait om het vertellen en demythologiseren van verhalen. Het zit in mijn karakter om een beeld onderuit te willen halen. Als mensen zeggen: ‘het zit zo’. Dan vraag ik mij direct af: ‘is dat echt zo?’”
In De monitor stel je maatschappelijke kwesties aan de kaak. Had je als kind al een groot rechtvaardigheidsgevoel?
“Ja, nee, kijk”, begint Van de Keuken terwijl hij een snelle blik door het café werpt en het lepeltje in zijn handpalm begint te bewegen. “Waar ik echt een hekel aan heb, is als mensen zeggen: ‘Ik kon vroeger al niet tegen onrecht.’ Dat had ik niet.”
Waarom presenteer je dan vooral programma’s die misstanden aan de kaak stellen?
“Het begint altijd bij nieuwsgierigheid. Ik wil weten hoe het zit. Als ik iets zie wat niet klopt, vind ik natuurlijk ook dat het niet deugt. Maar ik heb niet zoveel verwachtingen van mensen. Ik heb juist enorme waardering voor mensen die zichzelf niet te serieus nemen en zeggen: ‘Ik probeer ook maar wat’. Zodra iemand zichzelf een status toekent ten koste van anderen, zoals patiënten of huurders, en vergeten om wie het gaat, dan mag je ze aanpakken. Hoe schijnheiliger het verhaal, hoe meer ik geneigd ben om daar kritisch tegen in te gaan.”
Maar drijft het naar boven halen van misstanden je dan helemaal niet?
“Jawel, natuurlijk wel, maar ik kom gewoon…”, dan valt hij even stil. Begint te tikken met het lepeltje. Stopt en zegt: “Ik heb er altijd moeite mee…”
Houd je er niet van als mensen je in een hokje stoppen?
“Nee. Ik voel me er niet prettig bij als ik mezelf een strijder voor de goede zaak zou noemen. Dat zijn precies diezelfde pretenties waartegen ik bij anderen strijd. En als ik een hele dag met de redactie vergader over kwesties die in onze maatschappij spelen, dan zit ik ’s avonds niet te huilen over het leed in de wereld, maar kijk ik gewoon naar Voetbal international. Ik vind het interessant om me met misstanden bezig te houden en na te denken over hoe ik zo’n verhaal het best vertel. Maar om mezelf dan als grote misstandbestrijder neer te zetten…”
Vind je dat niet prettig omdat mensen jou daar dan op kunnen aanspreken? Net zoals jij bij je geïnterviewde doet?
“Dat zou kunnen. Als ik mensen tegenkom die mij kennen van Keuringsdienst van waarde, willen ze weten of ik die avond biologisch gegeten heb. Dat is niet altijd zo. Ik wil door mijn beroep en interesses niet gedwongen worden honderd procent verantwoord te leven. Ik wil dan liever een goede journalist zijn met een bepaalde onderwerpkeuze.”
“Er wordt mij weleens in de schoenen geschoven dat ik balanceer op de lijn tussen activisme en journalistiek. Maar ik probeer altijd aan de kant van de journalistiek te blijven door gedegen onderzoek te doen. Ik vind het leuk om bepaalde onderwerpen aan de kaak te stellen en het is goed als er vervolgens in de Tweede Kamer over maatregelen wordt gedebatteerd. Maar ik heb nooit een vooropgezet plan.”
Je groeide op in een links intellectueel milieu en je ouders zetten zich in voor een betere wereld. Lijk je in dat opzicht op ze?
“Ik denk dat mijn ouders daar meer verwachtingen van hadden dan ik. Mijn vrouw is half Brits en alles gaat daar met een vleugje ironie. Die houding heb ik ook ten opzichte van het leven. We modderen voort, doen ons best en uiteindelijk komt er niets van terecht. Maar om nou direct het bijltje erbij neer te gooien, dat heeft ook zo weinig zin.”
Je idealistische ouders stuurden je naar een ‘volkse’ lagere school.
“Op een gegeven moment behoorden wij tot een bepaald links artistiek elitair milieu. Dat had niets met geld te maken, meer met een positie in de samenleving. Mijn vader vond het goed dat ik naar een volkse school – zoals hij het noemde – zou gaan, omdat ik dan ook met kinderen uit een ander milieu zou omgaan. Het ging er niet om of zijn zoon dat leuk zou vinden of dat het onderwijs daar goed was.”
Hoe was dat voor jou?
“Het ging er behoorlijk hard aan toe. Je moest voortdurend op je hoede zijn, anders lag je er zo uit. Er was bijvoorbeeld een spel dat als iemand iets uit je handen sloeg, hij dat mocht houden. Op een dag kwam ik zonder jas thuis. Ik verzon een verhaal dat ik die ergens was kwijtgeraakt. Ik was bang dat mijn ouders zich ermee zouden bemoeien.
Ik vond die school heel intimiderend, voelde me er niet op mijn gemak. Ik was een studiebol, leende elke week vijftien boeken in de bibliotheek. Het was geen omgeving waar dat erg gewaardeerd werd. Maar wat ik daar ook heb gezien, is dat er een grote segregatie bestond in de samenleving. Niet per se op basis van etnische afkomst of religie, maar vooral tussen sociale klassen. Dat is nu nog erger geworden. “En”, Van de Keuken gaat verzitten en recht zijn rug, “nu ga ik wel grote woorden gebruiken, ik hoop dat De monitor dat gat kan dichten. Dat het een versterking wordt van de democratie.”
Pas je op wat je zegt…
“Maar kijk, grote groepen mensen voelen zich niet gehoord in de politiek. Juist met hen wil ik samenwerken. Zij kennen de misstanden en wij hebben de expertise om daar in te duiken. Samen met hen wil ik de politieke macht deels terugnemen. En dat doe ik door te zeggen: ons onderzoek begint bij u. Mensen moeten kwesties bij ons melden. Ik denk dat het via de journalistiek effectiever is om dingen te beïnvloeden dan wanneer je de politiek in gaat. Want ook daar heb je mensen die zich over de rug van anderen belangrijk voelen en omhoog werken. Wij staan daarbuiten en kunnen samen met de kijkers kwesties aan de kaak stellen.”
PASPOORT
Geboren: 4 september 1971 in Amsterdam.
Woont: in Amsterdam met zijn vrouw en twee dochters.
Opleiding: Barlaeus Gymnasium, geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam.
Carrière: begint in 1997 als radiopresentator bij VPRO. In 2003 komt hij ook voor de camera met het programma Keuringsdienst van waarde. Van daaruit neemt hij het initiatief voor de slaafvrije chocoladereep Tony Chocolonely. Hij richt samen met collega Roland Duong het productiehuis Appelbaum op van waaruit ze programma’s zoals De slag om Europa en De slag om Nederland maken. Van de Keuken schrijft columns voor Het Parool. Dit najaar verscheen zijn boek Puur en eerlijk, over duurzaam leven.
Gepubliceerd in ncrv-gids. Foto: Rogier Veldman